scroll
Scroll naar benedenvoor het laatste nieuws

Column: Jos had kampioen kunnen zijn

Gepubliceerd op 31 oktober 2010 door Niels Hendrix

Jos Verstappen had wereldkampioen in de Formule 1 kunnen worden. Tot dat inzicht ben ik met het voortschrijden der jaren gekomen. Maar dan had hij wel in de goede auto moeten zitten en niet in een Simtek, een Arrows, een Tyrrell, een Stewart of een Minardi, waarmee Jos het na zijn spraakmakende debuut met Benetton in 1994 heeft moeten doen in de koningsklasse van de autosport.

Als mij één ding is duidelijk geworden sinds mijn debuut als Formule 1-verslaggever bij Canal+ in 1997, dan is het wel dat Formule 1 helemaal geen eerlijke sport is. Zeventig procent van het succes wordt bepaald door de auto, voor de overige dertig procent kan de coureur het verschil maken. Het beste bewijs daarvoor leverde Jenson Button vorig jaar. De goedlachse Brit reed in 2007 en 2008 geen deuk in een pakje boter met zijn inferieure Honda. Maar wat gebeurt er als de nieuwbakken teambaas Ross Brawn hem bij Brawn Grand Prix een auto geeft die dankzij de vondst van de "dubbele diffuser" beduidend sneller is dan die van de concurrentie? Button gaat ineens races winnen en mag zich aan het einde van het seizoen zelfs wereldkampioen noemen.

Het is niet zo dat Jenson Button plotsklaps een veel betere coureur is geworden. Natuurlijk, het helpt als je een auto onder je kont krijgt waarmee je vooraan kunt rijden, dat zal Button gemotiveerd en geïnspireerd hebben. Hetzelfde gebeurt nu met Mark Webber bij Red Bull. Ontwerper Adrian Newey bezorgde Webber en teamgenoot Sebastian Vettel vorig jaar een competitieve auto en dit seizoen is dat weer het geval. Door in 2009 de Grand Prix van Europa op de Nürburgring te winnen viel er een (mentale) last van zijn schouders en dit seizoen is Webber ineens kandidaat voor de wereldtitel. Daarmee wil ik de sympathieke Australische coureur niets tekort doen – er is in de paddock geen coureur die harder werkt dan Webber – maar het toont aan dat je op het juiste moment bij het juiste team in de juiste auto moet zitten, wil je succesvol kunnen zijn.

 

Foto

Mark Webber en Ronald van Dam bij de GP van Duitsland (2010)

Nog niet overtuigd? Michael Schumacher is niet bepaald prutser achter het stuur van een auto. Natuurlijk gaat niemand er ongestraft drie seizoenen tussenuit, zelfs een zevenvoudige wereldkampioen niet. Maar ook Schumacher kan in zijn Mercedes, de opvolger van Buttons succesvolle Brawn-bolide, geen potten breken. Gewoonweg omdat zijn auto niet goed genoeg is om races mee te winnen. Ook een Schumacher kan niet toveren.

Jos heeft na Benetton nooit meer een auto gehad waarmee hij zijn talent te gelde kon maken. Het had allemaal heel anders kunnen lopen als het Honda-project in 1999 niet door de bazen in Japan was afgeblazen door de plotselinge dood van teammanager topontwerper Harvey Postlethwaite. Verstappen werd eind 1998 binnengehaald om met Honda de Formule 1 te bestormen. 1999 zou een testjaar worden, in 2000 zou Jos als een van twee coureurs in een heuse Honda-fabrieksauto aan de start verschijnen. Helaas, het werd noodgedwongen een Arrows, niet echt een kampioensauto.

Daar moeten we als Nederlandse racefans geen krokodillentranen over gaan huilen. Zo gaat het nou eenmaal in de autosport. Jos hoeft zich nergens voor te schamen. Hij is nog steeds met afstand de meest succesvolle Formule 1-coureur aller tijden en dat zal hij waarschijnlijk voorlopig nog wel even blijven. Het wachten is op zoon Max en Nyck de Vries. Rappe jongens die straks een snelle auto verdienen. Helaas krijg je in de Formule 1 niet altijd wat je op basis van je talent verdient.

Ronald van Dam
(freelance sportjournalist en Formule 1-verslaggever bij Langs de Lijn)