scroll
Scroll naar benedenvoor het laatste nieuws

‘Mac’s’ reden met begrenzer in Melbourne

Gepubliceerd op 15 maart 2004 door Martin Zoon

In een vraaggesprek met de Engelse media heeft David Coulthard verklaard dat zijn bolide en die van zijn teammaat Kimi Räikkönen de afgelopen GP met een toerentalbegrenzer rondreden. Met niet meer dan 17.000 toeren per minuut kon Coulthard zijn motor laten draaien; ten opzichte van de ruim 19.000 toeren van de BMW achter in de Williams, scheelt dat méér dan een slok op een borrel.
Op de vraag waar de werkelijke limiet van de MP4-19 nu dus ligt, antwoordde de Schot zichtbaar geïrriteerd: “daarvoor moet je bij Ilmor zijn, daar weten ze wat onze motor in werkelijkheid kan presteren”.


DC is ‘not amused’ en de wereld mag het weten.

Met geen mogelijkheid konden de twee McLaren-coureurs in Melbourne dus het uiterste uit hun ‘package’ halen. ‘Uitrijden en hopen dat de concurrentie niet zulke betrouwbare motoren heeft als onze begrensde Mercedes-motor’ was kennelijk het motto voor de seizoensouverture.
Een gok derhalve, van teambaas Ron Dennis en Mercedes-man Norbert Haug. En niet één die aangeeft dat het team overloopt van zelfvertrouwen.

Tegen de achtergrond van deze uitspraken is het interessant om te zien wat een vroege aankondiging van een contractsbeëindiging van één van de coureurs voor een team kan betekenen. Met zijn, zo goed als, naderende afscheid van McLaren aan het einde van dit seizoen, lijkt DC namelijk steeds minder snel bereid om de problemen van zijn team binnenskamers te houden. Zonder scrupules gaf hij in hetzelfde gesprek aan: “het maakt niet uit of het nou aan de motor of het chassis ligt, we zijn gewoon te langzaam”.
Terecht of onterecht, er lijkt Coulthard alles aan gelegen dat het circus om hem heen een reëel beeld krijgt van het hoe en waarom van een eventueel falen van McLaren. Het mes snijdt in dat geval aan twee kanten: DC zal zijn marktwaarde bewaren en wij, het grote publiek, blijven op de hoogte van het èchte wel en wee binnen de pitbox van McLaren.

Martin Zoon